bewoners van de onbedijkte kwelders

Kwelderlandschap in het voorjaar, met boerderijen op een terp.

Hierboven een schilderij van hetzelfde landschap tijdens een winterstorm.

Dit zijn de Halligen, het noord Friese gebied in het noorden van Duitsland dat grenst met Denemarken. Ook hier is nog een stuk waddenzee, en ook hier leven Friezen, alleen deze Friezen leven nog altijd op de duizenden jaren oude wijze zoals mijn voorouders dat deden in het huidige Friesland. Deze boeren families leven nog altijd op de kwelders, zonder enige dijken of inpolderingen. Ze zijn overgeleverd aan de grillen van de natuur, in de zomer op het land werkend, (en geld verdienend aan de toeristen), in de winter bij vloed en harde wind op de terp, omringd door het zoute zeewater. Zo was het leven ook bij ons, een kleine duizend jaar geleden. Zoek op google maar eens naar Halligen, en bekijk de foto's in de zomer en winter. Doordat de Halligen nog altijd bestaan, hoeven we in deze tijd niet eens te gissen hoe het leven in het oude Friesland was voordat er dijken gebouwd waren, de foto's spreken voor zich.

 

Op de website https://halligen.de/halligleben/halliggeschichte/geschichte staat dit te lezen: Kon­ti­nu­ier­lich be­wohnt wur­de das Ge­biet der heu­ti­gen Hal­li­gen ver­mut­lich erst seit 1000 Jah­ren, als Frie­sen von der Rhein­mün­dung sich hier nie­der­lie­ßen.

Ik stel mij dit zo voor: Zo rond het jaar duizend trekken de Friezen vanuit Vlaanderen naar het noorden via het steeds verder verdrinkende Zeeland, naar de veenmoerassen van het huidige Zuid Holland. De tijd van de Friese graven, de voorvaders van de latere Hollandse graven zoals Arnulf van Gent, voorzover ik kan nagaan de eerste die zich permanent in het huidige Holland vestigde. De laatste in dit rijtje was Robrecht de Fries, daarna was het Floris II van Holland die dus eigenlijk de eerste 'Hollander' was.

Deze Friezen trokken dus vanuit Vlaanderen naar het Noorden, waarvan sommigen het woeste veenlandschap niet geschikt vonden om op te leven, en deze Friezen trokken verder naar het noorden, voorbij het huidige Friesland dat al bewoond was, verder naar het oosten totaan Noord Duitsland, waar ze wel stukken onbewoonde kwelders vonden. Van deze Friezen streken er ook veel neer in het huidige Friesland waardoor de bevolking flink groter werdt. En hier begint de vorming van het huidige Friesland. Vanaf deze tijd begon de grootschalige veenontginning, en de dijkbouw. Ze moesten ook wel, er was veel meer ruimte nodig.

 

Het waren niet alleen immigranten die voor een bevolkingsgroei zorgden, het klimaat was in die tijd, vanaf ongeveer het jaar 900 tot aan/tot en met 1200's, veel beter dan in de eeuwen daarvoor waardoor de levensomstandigheden verbeterden. Minder strenge winters, drogere warme zomers waardoor de gewassen op de akkers goed groeiden, het vee gezond was, genoeg voedsel voor de mensen op de kwelders, en daardoor minder sterfte, vooral onder kinderen. Dan kan een bevolking snel groeien, en zal de beschikbare ruimte op de terpen niet voldoende geweest zijn. Uitzonderingen zijn natuurlijk de latere 11 steden, uitgezonderd Sloten, omdat dat gebied eerst nog veen wildernis was. De meeste van de latere steden groeiden uit vanaf de terpen waarop ze gebouwd waren, zoals Dokkum, Oldehove/Nijehove (het latere Leeuwarden) Franeker, Harlingen, Bolsward wat zelfs op drie terpen gebouwd is, en Sneek. Ijlst en Workum zijn duidelijke voorbeelden van een veen ontginnings dorp die uitgroeiden tot kleine steden, Staveren en Hindelopen als handels nederzettingen die door de handel en scheepvaart al vroeg tot bloei kwamen. De laatste vier steden werden op hogere ruggen in het natte veen/kwelder landschap gebouwd. Pas na het graven van een ontwateringskanaal om de veenkoepel(s) van wat later het Slotermeer werdt, ontstond bij deze 'sloot' de plaats Sloten. En Sloten is dan weer gebouwd op een zandrug, onderdeel van een lang lint van zandruggen die loopt van Gaasterland tot aan Joure.  Maar in de eeuwen daarvoor zal het klimaat minder gunstig geweest zijn.

Het leven op de onbedijkte kwelders moet een hard en moeizaam bestaan geweest zijn. De meeste mensen leefden in een langhuis of een hut, over het algemeen gebouwd van kwelderzoden of plaggen, al dan niet met houten balken als frame, en een rieten dak.

Foto: Sten Porse

Een voorbeeld van een langhuis zoals ze vanaf de ijzertijd gebouwd werden, en vele eeuwen later ook nog van baksteen gemaakt werden waarvan er nog een in Wartena staat.

Verder stonden er op de terp voorraadschuren of hutten. Op een kleine terp was dit alles, op de grotere, zoals Wijnaldum stonden meerdere langhuizen met hutten en schuren, waarop meerdere families woonden. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de meeste terpen meerdere keren opgehoogd zijn, wat een gigantische klus moet zijn geweest. De schep was al uitgevonden, maar de kruiwagen nog niet, dus alle zoden en klei moest met sledes of draagplateau's naar de terp gebracht zijn. Voorzover archeologen hebben aangetoond,stonden de meeste langhuizen op de terp, niet ingegraven. Alleen bij sommige locaties zoals de terp van Ezinge, zijn gebouwen ingegraven in de terp, of wat ik ook zou verwachten, gewoon blijven staan terwijl de terp opgehoogd werdt. In het algemeen wordt er gedacht dat de gehele terp opgehoogd werdt, bovenop het afval van oude bebouwing. De opgegraven afval lagen onder een ophogingslaag laten dit zien. Dat betekend dan wel dat er geen bewoning op de terp mogelijk was tijdens het ophogen, en dat ophogen zal veel tijd en moeite gekost hebben. Waar sliepen deze mensen dan? Waar waren de voedsel voorraden tijdens dit werk? Waarschijnlijk op de naastgelegen terp, en dat zou dan weer betekenen dat er een terp bewoond werdt, terwijl een andere terp niet bewoond werdt vanwege het ophogen en daarna de bouw van de benodigde gebouwen. Dit zou dan betekenen dat er een soort roulatie systeem moet hebben bestaan van beschikbare terpen om op te wonen terwijl er andere terpen werden opgehoogd. Dan zou dus een terp geen vaste eigenaar kennen. Het is bekend dat in het verleden er geen grondbezit was, en alle beschikbare gronden voor beweiding of gewassen voor algemeen gebruik beschikbaar waren. Dit systeem van algemene gronden heeft nog lang stand gehouden in Friesland op kleinere schaal, zoals de hooilanden rondom Molkwerum waar een collectief landbeheersysteem was tot in de 18e eeuw, volgens een scriptie van T.M. van den Brink.

 

Dit collectief landgebruik was in mijn ogen dan ook noodzakelijk in de onbedijkte kwelders, waar de zee vrij spel had in de vorming van het landschap, en de invloed van de mens. Met het ophogen van een terp, zal er zeer veel klei van de kwelders afgegraven zijn rondom de terp, wat dus bodemdaling veroorzaakte. Dit lagere land zal dus tijdelijk min of meer permanent onder water hebben gestaan, totdat er door de getijdenwerking een verse kleilaag was opgeslibd zodat het lage land weer op gelijke hoogte was als de rest van de kwelders. Dit proces zal door de terpbewoners versneld zijn door lage dijkjes te bouwen om meer slib op te vangen. Maar dan zal er op de net opgehoogde terp tijdens dit opslib proces geen bestaan mogelijk geweest zijn. Vandaar dat ik denk dat er een roulatie systeem bestaan heeft, ook voor de terpen van Wijnaldum en Hegebeintum. Naast Hegebeintum ligt de terp van Oosterbeintum, maar of dat de zusterterp van Hegebeintum was is maar de vraag, want de terp van Ferwerd ligt ten westen op dezelfde afstand.

 

Dit roulatiesysteem betekend wel dat lang niet alle terpen permanent en gelijktijdig bewoond waren, dus de bevolkingsdichthijd was daarom laag. Tel daar de moeilijke leefomstandigheden bij van het wonen in een open kwelderlandschap waarbij de zee bij harde westenwind en vloed alle kwelders overstroomde. Als dit niet alleen in de winter gebeurde, maar ook in de zomer, dan werdt de kwelder, en dus de akkers en weidegronden te zout, en ongeschikt voor landbouw. Dan bleef alleen de ruimte op de terp over, en dat kan nooit genoeg geweest zijn voor een hele gemeenschap. Dat dit voorkwam is zeker, ook nu nog hebben we soms koele zomers met veel harde westenwinden in de zomer, soms met een storm. Denk nu eens de dijken weg en denk je eens in hoe Friesland er ook nu uit zou zien. Zie het schilderij hierboven.